Reeën en zwanen op het pad

Jaap ligt op z’n gat

Sinds enige tijd heb ik mijn werk zo geregeld dat ik op maandag om 11.30 uur begin. De ochtend kan dan gevuld met hardlopen. Voor Huib en Thijs komt dit goed uit, zij kunnen dan ook en komen op de maandagmorgen bij mij om de week goed te beginnen. Thijs loopt op Texel de 120, en ik de 60. Huib fietst met mij mee (hij heeft het al over een hoog voltage stroomstoten als ik niet hard genoeg ga), en we hebben het dus over het parcours, de vorm, en vooral over de sterke verhalen van vorige edities. Zo halen we herinneringen op aan Jan Knippenberg. In de eerste editie kwam ik hem voorbijlopen op 35 kilometer. Het was voor de eerste keer dat ik hem zag, pratend met zijn zoon, die hem begeleidde. Jaren daarvoor las ik in de Enkhuizer krant een stuk over iemand die het IJsselmeer rondliep met een snelheid van 12 kilometer per uur. Zelfs de foto kan ik me nog herinneren. Ik moet toen 16 geweest zijn, 17 misschien. Die foto heeft me aangegrepen, en heeft me geinspireerd om ook te gaan lopen. Eerst was het prestatiedrang, later een manier van zelfverwerkelijking, een manier om mijn grenzen te voelen en langzaam te verleggen. Als we het over Jan hebben denk ik ook aan Hanna die altijd langs het parcours meehelpt bij de verzorging. Ik hoop dat ze er nu ook weer is, in de buurt van de vuurtoren.

Ook Guus Smit komt voorbij. Thijs heeft onlangs nog een shirt van Guus gekregen, tijdens de herdenkingsloop. We hebben het over zijn drukte, zijn vriendelijkheid, over zijn winst op de 120 van Texel, en over zijn dood. Hoe is het om zo dood te gaan, een ongeval tijdens een wedstrijd? Is het mooi, dood te gaan als je iets doet wat je passie is, of is het juist zinloos? Het is in ieder geval mooi dat Guus en Jan zo even met ons meelopen terwijl we door de modder banjeren.

Het parcours wat we lopen is voor een groot deel onverhard, langs het omgelegde Eelderdiepje, en om het Vriezeveen heen. De afgelopen dagen heeft het flink geregend en het pad is modderig. Thijs houdt er van en ik vind het leuk. Huib vindt het gekkenwerk en natuurlijk heeft hij daar gelijk in, maar ook ongelijk, want het is zo mooi! Ik probeer het tempo hoog genoeg te houden om straks op tijd op mijn werk te zijn, Huib en Thijs schuiven makkelijk met me mee.

Halverwege het Vriezeveen staat een zwaan met wijdgespreide vleugels pontificaal op het pad. Prachtig, maar ook een beetje griezelig. Ik probeer er met een boog omheen te lopen, stap op een hoop zwanestront, glij uit en lig op mijn kont. In mijn hoofd hoor ik lachen, maar Huib en Thijs kijken nog ernstig, is alles ok? Een zwaan kan niet lachen natuurlijk, toch denk ik dat hij me juist uitgelachen heeft. Ha ha, over mijn poep gevallen. Een raar mens, die Jaap Vis.

Mijn knie is even wat pijnlijk, maar dat trekt snel weg. Huib begint te gniffelen: zie je wel, gekkenwerk, door de blubber lopen. Het is toch prachtig, riposteer ik. Ik heb wat meegemaakt vandaag! Even verder loop ik als eerste tegen het dijkje op langs de Drentse A. Er springen 4 reeën weg van het groene gras onder aan de dijk. Ademloos staan we te kijken naar de schoonheid van de dieren. Ze zijn schuw, maar 50 meter verder staan ze stil en kijken ze ons vol zelfvertrouwen aan. Mensen kunnen niet hardlopen hoor ik ze denken. Inderdaad, naast zoveel elegantie voel je je als mens onbeholpen.

Later, thuisgekomen zegt een van ons: Vandaag was weer een mooie loopdag. Een cadeautje, om je duidelijk te maken waarom je eigenlijk loopt. Ik kijk Jan en Guus ook even aan en zie dat ze instemmend knikken.

Jaap Vis

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.